Leren van Ansel Adams en andere ouwe leem.
Nog een keer fotografie, de volgende week begin ik met eens wat dingen over het penseelschilderen te vertellen...
‘Hoe krijg je die bomen zo wit?’ Ik vermoed dat het om deze of een vergelijkbare foto ging:
Door witte bomen te fotograferen, duh! Flauw, maar het blijft wel de basis. In tegenstelling tot schilderen, waar je in feite naar hartenlust kunt toevoegen of weglaten, hebben foto’s wortels in de werkelijkheid. Niet dat een foto echt de werkelijkheid laat zien, maar de afwijkingen van werkelijkheid zijn wat beperkter, en als je witte bomen wilt hebben, dan helpt het als je met witte bomen begint. Maar dat is doorgaans niet genoeg. Wat wij zien, wat onze ogen ons voortoveren, is niet de werkelijkheid. Ogen zien maar een klein puntje scherp en in kleur, en de rest onscherp en met minder of geen kleur. Wat we denken te zien is voornamelijk een beeld dat uit een aantal oog-beelden is opgebouwd en in onze hersens tot een groot, samenhangend en technicolor beeld wordt samengevoegd. Anders gezegd: wat we denken te zien is het product van onze hersens, geen rechtstreeks beeld uit onze ogen. En op het moment dat hersens een beeld opbouwen, speelt onze geest, ons denken ook een grotere rol. Het beeld is niet langer een mechanische weergave van de werkelijkheid, het wordt door aandacht en belangstelling vervormt. We kunnen dingen daadwerkelijk over het hoofd zien, dingen lijken groter of kleiner dan ze zijn, en feller of doffer dan ze zijn. En als we die invloeden in een foto willen laten zien, dan moet er gewerkt worden. Bewerkt.
Waarom zijn die bomen zo wit? Omdat het me opviel dat ze zo licht van kleur waren, en ik dat in de foto wilde laten zien. Op een iets ander niveau: door de grijstinten in mijn foto’s te beheersen, en vooral door alles behalve de bomen wat donkerder te maken. Contrast is geen absolute waarde maar relatief.
De vraag werd een tijdje geleden door een vriend gesteld. En hij had zelf al het antwoord gevonden omdat ik hem een link naar een documentaire over Ansel Adams had gestuurd. Daar had ik dat dus vandaan…
Ansel Adams, voor wie hem niet kent, is een landschapsfotograaf die tussen 1920 en 1980 een hele hoop mooie foto’s heeft gemaakt, onder andere van Yellowstone National Park. Hij is ook de man die het ‘zonesysteem’ heeft ontwikkeld, een manier om de verschillende grijstinten in een zwart-wit foto beter te beheersen. En jawel, daar heb ik inderdaad heel veel van geleerd. Ik heb zijn technische handboeken (The Camera, The Negative en The Print) ergens in de jaren ’70 en 80 van de vorige eeuw gekocht en eindeloos zitten lezen en herlezen. In die tijd had ik zelf nog een doka, en geleidelijk heb ik mijn eigen systeempje uit dat van Adams gedestilleerd. De laatste 20 jaar van mijn film-fotografie gebeurde alles op die manier.
Kern van het zone systeem is een situatie al voor de opname goed te analyseren. Doel is in gedachten een heel heldere voorstelling te maken van hoe ik wil dat de foto uiteindelijk gaat uitzien. Adams noemt dit de pre-visualisatie. Als ik er een zwart wit foto van maak, wat krijgt dan welke grijswaarde? Wordt de lucht wit, lichtgrijs, donkergrijs of zwart? Wil ik mooie doortekening in de schaduw van die boom hebben, of moet die schaduw een krachtige zwarte streep worden? Je kunt geen dingen totaal veranderen. Als ik lichte dingen donkerder maak, dan worden donkerdere dingen meestal ook donkerder. Maar met behulp van filters, belichtingstrucjes en afwerking kan ik wel wat dingen binnen zekere grenzen verschuiven. En door te pre-visualiseren kan ik hier al vóór ik de foto wil maken over nadenken (en beslissingen nemen die me later helpen dat beeld te maken zoals ik wil). In de goeie ouwe chemische tijd kon je dan met filters, belichting en manier van film ontwikkelen, en afdrukken van alles bijsturen. De vraag is een beetje wat al die ouwe leem nu nog te betekenen heeft?
Voor mij begon digitale fotografie op het moment dat ik ontdekte dat je in Photoshop ook foto’s kon doordrukken en tegenhouden. Tot die tijd had ik Photoshop alleen maar gebruikt om te tekenen. Maar de ontdekking van het ouderwetse tegenhoud-rondje in Photoshop (een zwart papieren cirkeltje aan een ijzerdraadje, en dat is zelfs nog steeds het symbool in Photoshop) betekende dat ik digitale foto’s weer kon bijwerken op de manier die ik van vroeger kende… Hoe belangrijk dat is? Nou, zo belangrijk:
Naast elkaar: Links is wat de camera ervan zou maken op automaat: een witte lucht, en mooie doortekening in de donker grijzen (de bomen achter de berken). Maar ik wilde die bomen achter de berken allemaal donkerder, en ik wilde ook een donkerdere lucht met wat doortekening, wat variatie.
In het midden de aangepaste opname, met bijgesteld contrast en iets onderbelichting wordt de partij bomen achter de berken egaler grijs, en in de lucht is, als heel licht grijs, iets van doortekening. Maar zo wordt de foto wat grijs en flets.
En helemaal rechts het eindresultaat; de donkergrijze partijen van de achtergrondbomen zijn verder doorgedrukt tot bijna zwart, de lucht is van heel licht grijs naar midden grijs doorgedrukt, en de bomen en de sneeuw op het veld zijn met tegenhouden nog een klein beetje helderder gemaakt. Het geheel:
Bomen langs de Geleenbeek...
En het vertalen van kleur naar grijstinten? Vroeger was dat het werk van filters tijdens de opname, en nu is dat achteraf met de schuifjes in Photoshop spelen (Image-adjustment-black&white). Hier een extreem voorbeeld van de afgelopen week. In kleur zag het beeld er zo uit:
Er is om te beginnen al weinig kleur (elke foto heeft wortels in de werkelijkheid). Maar de gladde bast van de linker boom levert iets van rood-bruin op, en de takken van die boom zijn tamelijk fel groen, feller dan de klimop rond de rechter boom. Met de kleurschuiven in Photoshop kan ik kiezen: rood, geen en groen donkerder (de eerste hieronder) of rood, geel en groen lichter (de tweede foto).
Twee totaal verschillende beelden; de sombere sneeuwbui, of winter-fris? Dit is waar nadenken over de indruk je wilt vastleggen echt begint te spelen.
Om Adams in de doka in de weer te zien met dat doordrukken en tegenhouden kun je in de volgende documentaire op 8 minuten en 30 seconden beginnen te kijken: Ansel Adams, Photographer (1958) narrated by Beaumont Newhall. Hij is overigens boeiend genoeg om helemaal te bekijken. Als ik meneer Adams zijn auto zie volstouwen wordt me ineens duidelijk waarom zoveel van zijn foto’s in de buurt van wegen zijn gemaakt.
Een veel uitgebreidere documentaire, zonder het ronkend jaren ’50 taalgebruik, is de Ansel Adams BBC Master Photographers (1983) documentaire. Mooi en leerzaam…
En zoals altijd zijn mijn eigen foto's, met onderandere de rest van de sneeuwfoto's van vorige week, weer hier te zien.
ps: aangaande die ‘goeie ouwe chemische tijd: nadat ik de doka wegdeed heeft het nog jaren geduurd voor ik geen fixeer meer proefde als ik verkouden was en hoestte. Ik mis dat niet.
pps: ben ik dan alleen maar met foto's bezig? Nee hoor, we doenb van alles. Op de 'recent werk' pagina zijn weer een paar nieuwe werkjes gezet. En aangezien komende maandag iemand op atelierbezoek komt was het ook weer eens tijd om wat lijstjes op te kalefateren. Heel even lag de hut weer een beetje ouderwets vol: