Een beetje in de lappenmand.
Ik heb wat onder de leden, maar dat wil maar niet doorzetten. Vorige week last van mijn keel, nu wat ruzie met mijn maag, het blijft een beetje kwakkelen. Vervelend, en het helpt niet echt om lekker op gang te komen met knutselen. En het slechte weer helpt al helemaal niet.
De afgelopen week ben ik voornamelijk bezig geweest met eerder gemaakte tekeningen opplakken en met wat algemene dingen lezen over wilgen. Hieronder de definitieve versies van het werk, zoals ik die ook in ‘recent werk' heb opgenomen.
Met name die laatste twee, met de grijzen op de achtergrond vind ik wel boeiend. Dat werken met die grijzen is lastig. Het is nat in nat werken, hetgeen betekent dat eerst het hele papier nat maakt (waarbij alles dus donkerder grijs wordt). En dan met verdunde inkt op het langzaam drogende papier dingen doen. Ik heb maar zeer beperkt idee van wat eruit gaat komen tot uren later, als de hele tekening weer droog is. Aan de andere kant leent zich dit wel voor meerdere dagen aan een tekening werken; de volgende dag kun je het papier weer nat maken en een 2e ronde doen. De komende tijd moet ik me daar nog eens wat meer mee bezig houden.
Ik schreef al dat ik de rest van de week over wilgen heb zitten lezen. Een paar boeken uit de bieb, en het nodige internet-werk. Hieronder een kopie van mijn aantekeningen. Niet heel samenhangend, geen doorlopend verhaal, en zeker niet volledig, maar dit is een beetje hoe ik me een beeld over zaken vorm. Voor degene die eens wat meer willen lezen...
Wilgen (Salix) , knotwilgen (afgezaagde wilgenstam), wilgentenen (de waterloten, de strakke dunne uitschieters van knotten en ogen), treurwilgen.
Er zijn meer dan 350 soorten wilg, waarvan 12 in Nederland.
Wilgen zijn snel groeiende pionierplanten, veel licht en water, vaak aan oevers of in zompig gebied.
Wilgen zijn vaak hol en bieden nestplaatsen aan vogels en marters.
Van wilgentenen werden/worden manden en dergelijke gevlochten.
Houtskool voor tekenen is vaak van wilg, wordt ook voor buskruid gebruikt (hogere verbrandingssnelheid dan gewone houtskool).
De synthetische versie van calicylzuur uit wilgenbast en wilgensap is aspirine.
De calicine van wilgen werd ook gebruikt voor leer looien.
Fluitjes van wilgenhout verjagen heksen en duivels.
Wilgenhout kan klappen opvangen zonder te versplinteren (klompen, spaken voor houten wielen, cricket bats, remblokken in windmolens).
Wilgen worden in verband gebracht met: vruchtbaarheid, wedergeboorte, dood, het dodenrijk, ongelukkige liefde, magie, heksen en spoken.
De Noorse god Vidarr (zoon van Odin en Grior (hebberigheid)), woonde in een wilgenbosje. Hij is voorspeld de dood van Odin te wreken door de wolf Fernrir (zijn zonen stelen zon en maan) te doden tijdens Ragnarök. Een verhaal van wraak.
Bijbel, psalm 137: de lier in de wilgen hangen (By the rivers of babylon…)
Elk, wars van vreugd en vrolijke gezangen
Liet daar zijn harp aan sombere wilgen hangen
Het begin is een somber verhaal over heimwee van een verdreven volk in den vreemde, maar wordt al snel een cultiveren van ellende en koesteren van haat.
De boom van Hecate vanwege de combinatie van hekserij (Hecate, zij die dingen op afstand doet, de sterke wil, de drievoudige), de maan, toegangen of overgangen (holle boom)
Om een gedachte die je bezwaard kwijt te raken kun je het aan een wilg vertellen.
Tolkien, ‘De oude wilgenman’ in deel 1 In van De Ban van de Ring. Een langzaam tot bewustzijn gekomen boom met een ‘verrotte kern maar sterke groene wil’, die met zijn liederen het oude woud tot een gevaarlijk oord heeft omgevormd.
J.K. Rowling, The Womping Willow (the chamber of secrets e.a.) Een wilg die klappen uitdeelt en uiteindelijk een toegang tot een spookhuis blijkt te verbergen.
‘The willow pattern’ is een traditioneel blauw glazuur ontwerp dat Chinees of oosters aandoet. Het is een Engels ontwerp gebaseerd op oosters porselein. Het ontwerp omvat een aantal vaste elementen met onder andere een pagode, een bol bruggetje met drie menselijke figuren, en wilgenbomen. Er hoort een romantisch verhaal bij over een mandarijnen-dochter die een geheime liefde koestert voor haar vader’s knecht. De vader heeft een andere echtgenoot uitgezocht. Het geplande huwelijk zal zijn als de bloesems van de wilg vallen. Als het liefdespaar probeert te ontsnappen worden ze gedood. De goden tonen meelij, en laten hen verder leven als vogels.
Maon en de wilg (Iers volksverhaal)
Een in ballingschap opgegroeide koningszoon, Maon, keert terug uit Frankrijk en claimt met succes zijn troon. Hij heeft een geheide schaamte, zijn lange oren, die hij verborgen houdt onzer zijn haar. Eens per jaar wordt zijn haar geknipt, en de kapper wordt gedood. Op zeker jaar smeekt de weduwe-moeder van een kapper om haar zoon na de koninklijke knipbeurt niet te doden. De koning geeft toe op voorwaarde dat de kapper nooit iemand zal vertellen wat hij gezien heeft. Het geheim houden valt de kapper zwaar, zo zwaar dat hij er ziek van wordt. Een druïde raad hem aan zijn geheim aan een wilg te vertellen, en het werkt, de kapper geneest. Later wordt het hout van deze wilg gebruikt voor een harp. En de eerste keer dat de harp gespeeld wordt klinken de woorden ‘De koning heeft paardenoren…’. Gelukkig blijken de meeste mensen er minder mee te zitten dan de koning, en hij hoeft zich niet langer te schamen voor zijn oren.
(T W Rolleston, “The Early Milesian Kings”, Celtic Myths and Legends, Senate, London 1994)
De wilgen echtgenote (Japans verhaal)
In een dorp stond een prachtige wilg bij de rivier. Als de dorpelingen op zeker dag een brug over de rivier willen bouwen met het hout van de wilg, pleit een jongeman om de wilg niet om te hakken. Met laat de wilg staan, en later ontmoet de jongeman een mysterieuze vrouw onder de wilg. Hij wordt verliefd, ze huwen en krijgen kinderen, maar over het verleden van zijn vrouw weet hij niets. Op zeker dag vraagt de keizer aan alle dorpen om hout te sturen van hun meest heilige boom, om een tempel te bouwen. De dorpelingen besluiten de wilg te kappen en het hout aan de keizer te sturen. Weer pleit de jongeman om de wilg te behouden, maar ditmaal wordt toch besloten de wilg te kappen. Als de wilg gekapt wordt, verdwijnt zijn echtgenote.
(F. Hadland Davis, Myths and Legends of Japan (London: G. G. Harrap and Company, 1913), pp. 177-180).
Green willow (Vergelijkbaar thema, japans verhaal)
Tomotada was een Japans samoerai die op zeker dag een belangrijk document voor zijn heer moest naar een ander heer in de bergen moest brengen. Uitgewuifd door wilgen begon hij aan zijn reis. Eenmaal in de bergen barstte een storm los, en Tomotada vond onderdak in hut bij drie wilgen; twee oude en een jonge wilg. In de hut woonde een oude man en zijn echtgenote, en hun jonge dochter genaamd Groene Wilg. Tomotada werd verliefd op de dochter, maar zijn plicht was verder te gaan met zijn reis. Aan het eind van de tweede dag stopt hij bij een oude verlaten tempel. De dochter blijkt daar op hem te wachten. Tomotada besluit haar niet meer te verlaten, en trekt met haar naar onbekend gebied, zijn plicht verzakend. Uiteindelijk vinden ze een plek waar zijn heer onbekend is. Ze trouwen, bouwen een hut en planten een tuin, en leven gelukkig samen.
Op zeker avond, als ze in hun tuin zitten, schreeuwt Groene Wilg in pijn. ‘Mijn boom, mijn boom wordt gekapt!’. Ze kan nog net afscheid nemen van Tomotada, en dan verdwijnt ze, slechts een bundel wilgentenen achterlatend.
Tomotada verlaat hunb huis en wordt een zwervende monnik. Op zeker dag komt hij terug bij de plek waar hij Groene Wilg en haar ouders voor het eerst ontmoette. De hut is weg, en waar de wilgen stonden staan nu nog slechts drie stompen. Tomotada knielt en bidt voor de doden, en besluit op die plek te blijven. Hij bouwt een nieuwe hut, en in het voorjaar blijkt de stomp van de jonge wilg weer uitlopers te hebben.
Als Tomotada sterft zweeft een wilgenzaadje naar de plek waar zijn botten rusten, en een nieuwe wilg begint te groeien. Hij staat dicht bij de plek waar de scheut van de jonge wilg tot wasdom is gekomen, en hun wortels en takken verstrengelen zich. En als het waait fluisteren de twee wilgen elkaars naam; Groene Wilg en Tomotada.
(Lafcadio Hearn, Kwaidan: Stories and Studies of Strange Things (Houghton Mifflin, Boston 1904)
William Shakespeare, The Willow Song (Othello, 4.3)
Desdemona vreest dat Othello haar beschuldigd van ontrouw, en zingt in haar droefenis een lied dat ze ooit van haar moeder leerde, over een vrouw die haar verloren liefde beweend.
The poor soul sat sighing by a sycamore tree,
Sing all a green willow, willow willow willow,
With his hand in his bosom and his head upon his knee.
Oh willow, willow, willow
Shall be my garland.
Het kleine stukje uit het toneelstuk werd al snel uitgebreid en van muziek voorzien, en komt al voor in een boek met luit-muziek uit 1583. .