Ik kleed me vaak om. Meerdere keren per dag. Dat heeft onder andere te doen met een leven lang van alles doen waar kleren ernstig onder kunnen lijden; baggeren door de modder om wat wilgen te fotograferen, of om een vlieger op te halen, of schilderen met olieverf, of een beeldje met een haakse slijper te lijf gaan. Dat soort activiteiten vraagt eigenlijk om oude kleren of een overall. Maar als ik dan met die oude kleren hier in huis ga rondbanjeren zit binnen de kortste keren de bank onder de olieverf en de vloer onder de modder. Niet handig.

En dan doe –of in elk geval deed- ik ook nog dingen waarbij ik geacht werd enigszins representatief voor den dag te komen. School, af en toe een vernissage of een feestje, soms eens naar de film of een theater. Maar dat zijn dan weer kleren waar ik bij het minste of geringste een gaatje in brand met mijn pijptabak, of waar ik een kop koffie of thee overheen gooi. Om over de uitdagingen van spaghetti met tomatensaus maar helemaal te zwijgen. Ook niet handig dus.

De oplossing waar ik al vroeg op kwam was kamerjassen. Grote, ruimvallende kamerjassen. Kunnen over de vuile kleren heen, kunnen over de nette kleren hen, en als ik niet meer de deur uit ga kunnen ze over een onderbroek en een T-shirt heen. Een groot kleding-meubelstuk waar je in kunt wonen. Een kamerjas dus. Een kamerjas is een soort van badjas, maar dan net even wat minder badjasserig en iets meer wat een heer in zijn domicilie draagt, zeg maar. Het enige minpunt is dat blijkbaar niemand anders op zo’n idee komt, en dus zijn nette kamerjassen nergens te koop. Sjofele badjassen bij de vleet, gruwelijke huispakken rukken op, maar een simpele grote en nette kamerjas die alles met de mantel der huislijkheid bedekt? Niet te vinden. En dus maak ik al decennia lang mijn eigen kamerjassen. Hier het rijtje sedert de jaren ’90 van de vorige eeuw:

En dat was waar ik de afgelopen week mee bezig ben geweest: het was weer tijd voor een nieuwe kamerjas. Mijn probleem is altijd om een net stofje te vinden. Ik weet weinig van stof af, en wordt telkens weer verrast doordat stof in kamerjasvorm toch anders uitpakt dan als opgerold stofje. Er lopen al genoeg grijs-blauw-zwarte heren in de wereld, ik wil eigenlijk wel wat vrolijkers. Ik mag daar graag wat kleur in zien, en een beetje stijl. Elke keer als ik een nieuwe kamerjas ga maken dan zoek ik me dan ook te barsten om een stofje te vinden dat een beetje bevalt. En als ik dan eindelijk wat gevonden heb is dat het laatste van de rol en daarna nooit meer te krijgen. Voor een volgende kamerjas begint het hele zoek-drama weer opnieuw. Het valt niet mee allemaal. Dit keer kon ik niks vinden bij mijn vaste stoffenhandel, en niks vinden op de markt, dus ik heb maar eens een gokje gewaagd en een stofje op internet uitgezocht.

Het eindresultaat is niet helemaal waar ik op gehoopt had. Stof op internet gekocht betekent dat het bij nader inzien wat anders uitvalt dan verwacht. Het stof is dunner dan ik dacht, maar daar kan ik nog wel mee leven. Iets vervelender is dat wat ik voor een glanzend spikkeltje in een overwegend zwart stofhield, bij nader inzien een volslagen barok mengsel van zilver- en gouddraad bleek te zijn, met hier en daar een vlekje zwart. Terwijl ik zat te naaien speelde vooral het sprookje van ‘de nieuwe kleren van de keizer’ door mijn hoofd, en ik vroeg me af of anderen dit stof überhaupt wel konden zien. Het eindresultaat is uhm, nogal uitbundig?

Kunt U de nieuwe kleren van Janneman zien of sta ik hier in mijn onderbroek? Als of ik een jas van dungeweven koperplaten aanheb! Vermoedelijk wordt er de komende maanden nog wel eens uitgekeken of ik hier in de buurt nu werkelijk geen beter stofje kan vinden. En anders doen we het hier maar mee. Beter dan badstof, zeg maar.

En de komende weken staat nog steeds weinig rechtstreekse kunst op het programma. Ik had nu toch eenmaal de naaimachine weer gesmeerd, en ik had al langer een paar ideeën, dus uhm…